Aantekeningen bestuursrecht besluitvorming boek - Bij het nemen van besluiten door het BO waar - Studeersnel (2024)

Aantekeningen bestuursrecht besluitvorming boek

Vak

Bestuursrecht: Besluitvorming (RGBBE00510)

531Documenten

Studenten deelden 531 documenten in dit vak

Universiteit

Rijksuniversiteit Groningen

Studiejaar: 2022/2023

Boeken in lijstBestuursrecht 1: systeem, bevoegdheid, bevoegdheidsuitoefening, handhavingKern van het BestuursrechtBestuursrecht I

Aanbevolen voor jou

  • 51Samenvatting Kern van het Bestuursrecht SchlosselsStaats- en bestuursrechtSamenvattingen100% (82)
  • 105Samenvatting Kern van het Bestuursrecht Inleiding BestuursrechtSamenvattingen100% (42)
  • 84Samenvatting Kern van het bestuursrecht SchlosselsInleiding BestuursrechtSamenvattingen97% (30)
  • 18Samenvatting Inleiding Bestuursrecht en relevante arrestenInleiding bestuursrechtSamenvattingen100% (10)
  • 61Samenvatting Kern Van Het Bestuursrecht CompleetInleiding BestuursrechtSamenvattingen100% (7)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Bestuursrecht 2 stappenplannen
  • Schema's bestuursrecht besluitvorming
  • Bestuursrecht- Besluitvorming samenvatting
  • Samenvatting Br Bv - week 1
  • Samenvatting bestuursrecht besluitvorming literatuur 2023
  • Bestuursrecht Besluitvorming schematisch

Gerelateerde documenten

  • Bestuursrecht besluitvorming samenvatting
  • Samenvatting WEEK 3b Tentamen
  • Samenvatting WEEK 3a Tentamen
  • Samenvatting WEEK 2a Tentamen
  • Samenvatting WEEK 1b Tentamen
  • Samenvatting Bestuursrecht Besluitvorming per week

Preview tekst

Aantekeningen bestuursrecht besluitvorming boekWeek 1 HAttributie is het in leven roepen van een nieuwe bevoegdheid, delegatie is het overdragen van een albestaande bevoegdheid.Bij het nemen van besluiten door het BO waar eenzijdig belangen van de burger kunnen wordengeschaad, dus negatief overheidsoptreden, vereist altijd een wettelijke grondslag, hetlegaliteitsbeginsel. - AttributieWordt in de wet toegekend door de zinsnede, kan verrichte, bevoegd te besluiten en soms verplichtde wetgever het BO over iets te besluiten.Er is een enkele mogelijkheid om bevoegdheid te gebruiken die ontleend is aan ongeschreven recht.Bij het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen, ontleend aan 6:203 BW. Maarbijvoorbeeld ook bij noodsituaties zoals oorlog, gezondheidsvirussen etc.In beginsel kunnen alleen formele wetgever, 81 Gw, PS en gemeenteraden 127 Gw bevoegdhedenattribueren. Als het gebeurt bij provinciale of gemeentelijke verordening moet het voldoen aan dehogere rechtsregels.Ambtenaren kunnen ook bevoegdheden geattribueerd krijgen, om besluiten te kunnen nemen, alsiemand vaktechnische deskundigheid bezit of bijvoorbeeld praktische noodzaak om terstond op tetreden. Er wordt dan een bevoegdheid gecreëerd die deze ambtenaar exclusief toekomt. Eenambtenaar wordt hiermee a-bestuursorgaan maar is hij nog steeds werkzaam onder de minister. Hij isdus ook het bevoegde orgaan om te beslissen op een bezwaarschrift tegen een door hem genomenbesluit, 10:3 is dus niet van toepassing. De verantwoordelijk voor de ambtenaar blijft in elk gevalhiërarchisch boven de ambtenaar staan. 10:22, BO kan instructies blijven geven aan een ambtenaardie zijn eigen geattribueerde bevoegdheid heeft. - DelegatieIs het door een orgaan (delegans) overdragen van een al bestaande, aan de delegans toekomende,bevoegdheid aan een ander, (delegataris) die deze bevoegdheid op eigen naam en eigenverantwoordelijkheid gaat uitoefenen 10:13 AwB. Als de delegataris een besluit neemt heeft hij duseigen juridische verantwoordelijkheid en is ook verwerende partij bij bezwaar of beroep. En heeft hijde mogelijkheid om hoger beroep in te stellen 8:104 AwB. Strenge eis aan delegatie is dat de aard vande bevoegdheid zich niet tegen het delegeren daarvan verzet. Delegatie aan ondergeschikten is danook uitgesloten 10:14 AwB. Delegataris heeft het recht zelf de bevoegdheid uit te oefenen, diebevoegdheid is dan uit handen genomen van de delegans, wel moet de delegataris voldoen en zichhouden aan de beleidsregels van het BO. Uitzondering hierop is 4:84 AwB, bij bijzondereonevenredige omstandigheden. Delegataris is bevoegd tot het vaststellen van eigen beleidsregelsinzake de aan hem gedelegeerde bevoegdheid 4:81 AwB. Beleidsregels van de delegans gaan echteraltijd boven die van de delegataris wanneer hier strijdt tussen is.In het geval dat een bestuursorgaan een niet aan hem toekomende bevoegdheid kan delegeren, danheet dit verplaatsen 10:20 AwB. Een BO verplaatst dan een aan een ander BO toekomendebevoegdheid naar een door hem aan te wijzen BO.

  • MandaatIs het door een BO machtigen van een ander om een al bestaande, aan de mandaatgevertoekomende bevoegdheid op naam en onder juridische verantwoordelijkheid van dit BO uit teoefenen. In beginsel is mandaat altijd mogelijk, ook zonder wettelijke grondslag omdat er geenverschuiving van bevoegdheden plaatsvindt. Twee uitzondering:

  • Als wettelijk voorschrift zich er tegen verzet

  • Aard van de bevoegdheid zich tegen mandaat verzetVan belang zijn hierbij onder andere: hoe ingrijpend de bevoegdheid is, de persoon aan wiegemandateerd wordt, hoeveelheid instructies en vrijheid die daarmee gepaard gaat en de noodzaakom tot mandaatverlening over te gaan. In de MvT wordt de eis gesteld dat de gemandateerdebevoegdheid moet liggen in de sfeer van de normale bevoegdheidsuitoefening.Mandaat aan een niet ondergeschikte is mogelijk, 10:4 AwB, vereist is instemming van de nietondergeschikte. Dit is niet vereist als bij wettelijk voorschrift in de bedoelde mandaatverlening isvoorzien. Aard van het mandaat kan zich hier wederom weer tegen verzetten.

  • Ondermandaat 10:9 AwBMandaatgever kan toestaan dat de gemandateerde de bevoegdheid krijgt om zelf een ander aan tewijzen die met de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid belast zal zijn, dit moet altijdmoet instemming van de mandaatgever.Zie overzicht op p. 162.H1.Bepaald positief overheidsoptreden vereist ook een wettelijke grondslag. Er wordt gesteld dat hetterugvorderen van toegekende subsidie mag gebeuren, zonder wettelijke grondslag daarvoor, omdathet terugvorderen op basis van de bevoegdheid de subsidie toe te kennen, aangevuld door dewerking van het beginsel van onverschuldigde betaling. Echter mag een BO in een dergelijk gevalgeen wettelijke rente eisen, daar is immers geen rechtsgrondslag voor in de bevoegdheid de subsidietoe te kennen.Tegenwoordig kunnen bestuursorganen bevoegdheden rechtstreeks aan het communautaire rechtontlenen. Of dat ook aan een verordening kan ligt nog in het midden.

  • SpecialiteitsbeginselHet bestuur mag slechts doelgebonden specifieke bevoegdheden uitoefenen die hem bij wettelijkvoorschrift zijn toegekend 1:2 lid 2 AwB en 3:4 lid 1 AwB (specialiteitsbeginsel). Bevoegdheid wordtniet gebruikt voor een ander doeleind dan waarvoor die bevoegdheid is toegekend, detournement depouvoir 3:3 AwB. Bestuur mag alleen de bij het besluit betrokken belangen afwegen.Formele rechtszekerheid: duidelijke begrenzing van de bestuursbevoegdheid.Materiele rechtszekerheid: het geldende recht vindt ook daadwerkelijk toepassing en besluit mogenniet met terugwerkende kracht aan burgers worden tegengeworpen.

  • GelijkheidsbeginselArt. 1 Gw, hieraan kan niet worden getoetst dus dat doet met normaliter aan het IVBPR, EVRM ofandere verdragen jo 94 Gw. Dit beginsel vereist consistent en doordacht bestuursbeleid, zodat gelijkegevallen gelijk behandeld worden. Als iemand nadeliger wordt behandeld dan moet het BO daaralgemene beslissingscriteria voor ontwikkelen en objectieve redelijke rechtvaardigingsgronden voorhebben.

  • Vertrouwensbeginsel:Vertrouwen kan worden gewekt door een ander BO dan het bevoegde bestuursorgaan in het gevaldat: het toezeggende BO betrokken is bij de uitvoering van de betreffende wet.Dispositie: compensatie komt iemand toe die op grond van het vertrouwen gegeven door een BOkosten heeft gemaakt, die hij anders zou hebben nagelaten en die niet licht ongedaan kunnenworden gemaakt.Bij het vaststellen van de criteria wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met gevestigde belangenvan burgers. Wijziging van beslissingscriteria mogen deswege ook niet abrupt worden ingevoerd,tenzij algemeen belang daarmee gediend is.Als een beding dat het bestuur verplicht tot een bevoegdheidsuitoefening die in strijd is met dealgemene belangen, die het publiekrechtelijk moet behartigen, dan moet verplichting tot nakomingwijken voor publiekrechtelijke plicht, belangrijkste is de openbare orde.Zowel een wijziging van de beleidsinzichten of wijziging van feitelijke omstandigheden kan natotstandkoming van een overeenkomst onder omstandigheden een rechtvaardigingsgrond opleverenom gemaakte afspraken niet na te komen. Het moet gaan om: niet voorzienbare, zwaarwegendewijzigingen in de omstandigheden volgens de afdeling, gecodificeerd in 6:258 BW.Of de nieuwe omstandigheden voorzienbaar waren is niet beslissend, komt er slechts op aan vanwelke veronderstellingen partijen zijn uitgegaan.

  • ABBB & wetmatigheidsbeginselOnder omstandigheden kan het toepassen van een wettelijk voorschrift wijken voor de naleving vaneen abbb. Daarbij spelen dingen als aard van het besluit, gewicht van het wettelijk voorschrift,gediende algemeen belang en de belangen van derden een rol. Dit kan eigenlijk alleen met hetvertrouwensbeginsel. Er moeten in zo’n geval zodanige individuele verwachtingen zijn opgewekt datmet het oog op de belangen van de burger het wettelijk voorschrift niet kan worden nageleefd,hiervoor gelden logischerwijs dezelfde criteria als bij andere vormen van het vertrouwensbeginsel.
  • H5 BeleidsregelsArt. 1:3 lid 4 AwB, algemene regels over de uitoefening van bestuursbevoegdheid. Beleidsregels gaannormaliter over de uitvoering van publiekrechtelijke bevoegdheden. Beleidsregels worden bij besluitvastgesteld. Beleidsregels bekendmaken conform 3:40 jo 3:42 AwB. Gevolgen die hieraan verbondenzijn 4:82 jo 4:84 AwB.Beleidsregels zijn geen avv’s, dat komt mede doordat beleidsregels betrekking hebben op al reedsbestaande bestuursbevoegdheid en kan niet meer regelen dan op basis van deze bevoegdheidmogelijk is. Het is niet mogelijk zelfstandige verplichtingen of aanspraken in het leven te roepen.Afwijking van beleidsregels is mogelijk conform 4:84, dat is niet het geval bij avv’s.Avv’s zijn gebaseerd op een wetgevende bevoegdheid, terwijl beleidsregels zijn gebaseerd op eenbestuursbevoegdheid 4:81 AwB. Wetgevende bevoegdheid moet te herleiden zijn tot de Gw of eenformele wet!Het doel van een beleidsregel is invulling geven aan een discretionaire bevoegdheid.Drie typen beleidsregels:
  • Afweging van belangen
  • Vaststelling van feiten
  • Uitleg van wett. voorschriften

In de AwB is geen verplichting opgenomen om beslissingscriteria die een BO bij de uitoefening vaneen bevoegdheid hanteert in een beleidsregel neer te leggen. Dat moet echter wel op grond van deeisen van stelselmatigheid en consistentie in het licht van het gelijkheidsbeginsel moeten algemenebeslissingscriteria worden ontwikkeld. Niet noodzakelijk is dat bij uiterst sporadisch toegepastebevoegdheden.Alleen voor beleidsregels geldt de gebondenheid van 4:84, voor alle andere vormen van eigen niet-wettelijke beslissingsregels geldt dat geredeneerd moet worden aan de hand van de vaste gedragslijnen het gelijkheidsbeginsel. Instructies zijn alleen intern gericht. Als je je beroept op een vastegedragslijn moet je aantonen dat deze er is. Als er discrepantie is tussen de beleidsregels en een vastegedragslijn, mits deze aantoonbaar is, moet de beleidsregel wijken voor de vaste gedragslijn in hetgeval dat de vaste gedragslijn gunstiger is, andersom werkt dit ook.Richtlijnen kunnen ook van toepassing zijn op de bevoegdheid van een BO. Richtlijnen zijn geeneigen, maar ‘vreemde’ beslissingscriteria. - Bestuursinterne richtlijnen, bijvoorbeeld, ministeriële circulaire, door gemeenteraad vastgestelde beleidsnota. - Bestuursexterne richtlijnen, bijvoorbeeld, technische milieunormen, gedragscodes en protocollen van particuliere veldnormen. - Richtlijnen afkomstig van samenwerkingsverbandenRichtlijnen hebben echter geen bindende werking op grond van het gelijkheidsbeginsel ofvertrouwensbeginsel omdat ze geen eigen beleid vormen. Richtlijnen hebben in beginsel ook geenbindende werking, wel kunnen ze op grond van formele beginselen (zorgvuldigheid en motivering)enige bindende werking verkrijgen. Deskundigenrichtlijnen moeten dus vanuit een oogpunt vanzorgvuldigheid in de besluitvorming betrokken worden. - Inherente afwijkingsbevoegdheid4:84 bevat een mogelijkheid tot afwijking van algemene beslissingscriteria. Het gaat dan omzwaarwegende belangen van de burger die dwingen tot incidenteel afwijken van algemenebeslissingscriteria. Dat kan alleen als het vasthouden aan de criteria een besluit oplevert dat van eenvolledig onevenredige belangenafweging zou getuigen. Hier wijkt het gelijkheidsbeginsel voor hetevenredigheidsbeginsel van 3:4 lid 2 AwB. - Buitenwettelijk begunstigend beleidBeleidsregels die gunstiger zijn dan de wet, moeten in beginsel wegens strijd met de wet buitentoepassing worden gelaten. Als echter aan de hand van die beleidsregels gevormde vaste gedragslijnis gevormd, moet op grond van het gelijkheidsbeginsel aan deze gedragslijn worden vastgehouden.Beleid dat voor betrokkenen ongunstiger is dan de wet, moet altijd buiten toepassing wordengelaten. - Vereenvoudigde afwijzing van herhaalde aanvraag 4:6 AwB4:6 biedt een algemene grond voor de afwijzing van herhaalde aanvragen. Als er een herhaaldeaanvraag wordt gedaan, zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova), kanhet BO deze afwijzen en ter motivering volstaan met een verwijzing naar de eerdere afwijzing. Datkan echter niet wanneer er geen inhoudelijke afwijzing is, als een verzoek bijvoorbeeld te laat isingediend en daardoor is afgewezen komt BO geen beroep op 4:6 toe. Nieuwe jurisprudentie is geennovum. Vereist aan deze eenvoudige afwijzing is dat het niet ‘evident onredelijk’ mag zijn, ook al isgeen sprake van nova.

  • Formele normen voor besluitvorming HIngevolge art. 1:3 lid 3 AwB is alleen het verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemeneen aanvraag in de zin van de AwB. Afd 4.1 van de AwB ‘de aanvraag’ is alleen van toepassing opbeschikkingen. Art. 3:10 lid 3 stelt dat het ook van toepassing is op besluiten d.m. UOV.In beginsel moet een aanvraag van een beschikking altijd schriftelijk worden ingediend 4:1 AwB, 4:stelt hier verdere eisen over. Bo kan ook eisen dat het via een specifiek formulier wordt aangevraagd4:4. Als een BO niet zeker is of er sprake is van een aanvraag, dan behoort het BO op grond vanzorgvuldige voorbereiding en correcte bejegening dat ze contact opnemen met de aanvrager omduidelijkheid te verkrijgen. Als een burger een aanvraag doet activeert dat automatisch deonderzoeksplicht voor een BO 3:2. Dat betekent niet zomaar dat de burger geen informatie meerhoeft te verstrekken, de aanvragen die onvoldoende gegevens levert om het BO ervan te overtuigendat het zijn verzoek moet inwilligen maakt geen aanspraak op honorering van zijn aanvraag. Burger isbijvoorbeeld ook verplicht informatie af te staan die in zijn bewijsdomein liggen op grond van 4:2, BOkan enkel verzoeken om gegevens voor zover die nodig zijn om te beslissen op de aanvraag.BO heeft de mogelijkheid een aanvraag buiten behandeling te laten als er niet genoeg gegevens zijnverstrekt 4:2 jo 4:5. Dat kan alleen als deze gegevens rechtens door de aanvrager te dienen wordenverstrekt. Als dit het geval is dan moet het BO de aanvrager om aanvulling van gegevens verzoeken,hiertegen staat op grond van 6:3 geen bezwaar of beroep open.Art. 4:5 is echter niet van toepassing bij gebreken die naar hun aard niet herstelbaar zijn, zoals hetniet willen meewerken aan een medisch onderzoek.Van de aanvrager mag niet worden verlangd gegevens te verstrekken als die niet opwegen tegen hetpersoonlijk belang van de levenssfeer 4:3 AwB.BO moet laten weten dat termijn verstrijkt, anders mag het niet buiten behandeling worden gelaten4:5 lid 4.
  • Een BO kan een onvolledige of ongenoegzame aanvraag niet buiten behandeling laten zondereerst mogelijkheid van herstel van het verzuim te bieden. BO kan zo’n aanvraag evenmininhoudelijk afwijzen wegens gebrek aan gegevens of bescheiden, mits deze na een daartoestrekkend verzoek alsnog door de burger kunnen worden verstrekt of door het BO kunnenworden verzameld.Als het veel makkelijker is voor het BO om de gegevens te verkrijgen dan de burger staat 3:2 er aan inde weg dat dit van de burger vereist wordt.Welke verplichtingen in concreto uit 3:2 voortvloeien hangt af van:
  • De aard van de uit te oefenen bevoegdheid. Belangrijk is of het gaat om het nemen van eenbesluit op aanvraag of ambtshalve.
  • Welke feiten en belangen relevant zijn voor het besluit
  • Welk deel van de gegevensvergaring voor rekening komt van de burger 4:2 lid 2 AwB.Bij een belastend- of voor belanghebbende ingrijpend besluit dat ambtshalve wordt genomen berustbewijslast merendeels op het BO. Als het gaat om een aanvraag van een burger, voornamelijk voor deburger.Onrechtmatig verkregen bewijs mag alleen niet worden meegenomen indien: het bewijs verkregen isop een wijze die zozeer indruist tegen een behoorlijk handelende overheid dat het gebruik onder alleomstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.Als het BO niet in staat is om relevante feiten op een verantwoordelijke wijze te beoordelen, is hetbevoegd om een adviseur in te schakelen. Hier moet worden gelet op:
  • Belang van de burger bij het inwinnen van advies
  • Vaste praktijk omtrent het vragen van advies
  • Mogelijk tijdverlies en kosten gemoeid met het vragen van adviesDit is alleen verplicht als dat naar omstandigheden essentieel is.

Als algemene eis geldt dat het onderzoek de feiten en omstandigheden van het individuele gevalmoet betreffen. Het hangt af van: de urgentie van de beschikking, grootte van de belangen, kosten enduur van onderzoek en hoe ingrijpend de beschikking is. Hoe ingrijpender, hoe hoger de eisen vanzorgvuldigheid en diepgang zijn. - Hoorplicht afd 4.Dit is in verband met het zorgvuldigheidsbeginsel belangrijk bij de primaire besluitvorming. Dit isbeperkt tot gevallen waarin de daadwerkelijke behoefte daartoe bestaat, omdat het tijd en geld kost.Hoorplicht wordt met name gebruikt, art 4:7 en 4:8 als gegevens van het BO afwijken van de door debelanghebbende zelf verstrekte gegevens ofwel niet door belanghebbende zelf zijn verstrekt. Denkhierbij aan een ambtshalve genomen beschikking. 4:11 heeft hierop een aantal algemeneuitzonderingen. 4:12 bepaalt dat de hoorplicht achterwege kan worden gelaten in geval van:financiële beschikkingen, met uitzondering van bepaalde subsidiebeschikkingen. - 4:7, horen van de aanvrager van een beschikking. Verplicht tot horen als: 1. Afwijzing steunt op gegevens over feiten en belangen die aanvrager betreffen (geen redenen die de aanvrager in zijn belangen treffen, maar gegevens die niet door hemzelf zijn verstrekt) 2. En die gegevens afwijken van wat de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.Deze voorwaarden zijn cumulatief, als aan beide is voldaan is er een verplichte hoorplicht.Eis twee geldt ook voor situaties waarin een BO bij het beslissen op de aanvraag uitgaat vanbelastende gegevens die de aanvrager niet zelf heeft verstrekt, denk aan klachten van geluidsoverlast,waarop de aanvraag voor een terrasvergunning wordt afgewezen. Deze eis geldt niet voor dewaardering van de feiten, van het horen kan tevens worden afgezien indien het verschil van meningover de feiten is terug te voeren tot evidente tik- of telfouten. - 4:8 horen van de geadresseerde van een niet op zijn verzoek genomen beschikkingDenk hierbij aan ambtshalve genomen beschikkingen of een beschikking die op aanvraag van eenderde wordt genomen.Horen is verplicht als de derde naar verwachtingen bedenkingen zal hebben, zoals doorgaans wordtaangenomen bij belastende beschikkingen. Geen hoorplicht geldt als de beschikking uit eendwingend wettelijk voorschrift voortvloeit. Hier gelden wederom de eisen die ook voor 4:7 gelden: 1. Afwijzing steunt op gegevens over feiten en belangen die aanvrager betreffen (geen redenen die de aanvrager in zijn belangen treffen, maar gegevens die niet door hemzelf zijn verstrekt) 2. En die gegevens afwijken van wat de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt. - Horen van derden met een rechtstreeks belang bij beschikking 4:Denk hierbij aan de concurrent van een café-eigenaar aan wie een exploitatievergunning wordtverleend. Hier gelden wederom dezelfde voorwaarden als hiervoor genoemd. - Uitzonderingen op grond van 4: 1. Vereiste spoed verzet zich tegen het horen. Het moet hierbij per se gaan om spoed die voortvloeit uit omstandigheden die niet voor rekening van het bestuur komen. 2. Belanghebbende is eerder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Bijvoorbeeld bij een beschikking over hetzelfde punt of een voorgenomen beschikking bij een ander BO en er hebben zich sindsdien geen novum voorgedaan. 3. Het met de beschikking beoogde doel wordt onbereikbaar als de belanghebbende van de beschikking tevoren in kennis wordt gesteld, denk aan een machtiging tot het afluisteren van een telefoongesprek.

  • Deugdelijke motivering 8.Ingevolge 3:46 moet een besluit berusten op een deugdelijke motivering, aan een besluit moet eendraagkrachtige motivering ten grondslag liggen. De redenering moet begrijpelijk zijn en getuigen vaneen juiste uitleg van de wet met een juiste kwalificatie van de feiten.De redenering die ten grondslag ligt aan het besluit moet consistent, concludent en begrijpelijk zijn.Belangrijk in dit opzicht is aan wie het besluit bekend wordt gemaakt. De inhoud mag ingewikkelderzijn als het gaat om een multinationale onderneming met een juridische staf. Terwijl bij hetkennisgeven aan een kleine ondernemer, de tekst ook voor hem begrijpelijk moet zijn. Als detechnische aard van de materie dat niet toelaat dan moet zo nodig bij het besluit schriftelijk ofmondeling toelichting worden gegeven.Altijd moet bekend worden gemaakt:

  • Welk bo het besluit heeft genomen

  • Datum van het besluit

  • Welke bevoegdheid is uitgeoefend

  • Op welk rechtsgevolg het besluit is gerichtIngevolge 3:8 moet, mits er advies is verleend, worden vermeld wie de adviseur is.3:45 eist dat als bezwaar of beroep openstaat dit ook bekend wordt gemaakt.

  • Bekendmaking van besluit 3:41 e.Een besluit treedt pas in werking bij bekendmaking 3:40. Bekendmaking geschiedt door toezending ofuitreiking 3:41 en er moet een mededeling worden gedaan aan alle belanghebbenden die eenzienswijze hebben ingebracht 3:43. Bekendmaking is dus wat anders dan mededelen! Bekendmakenis een verplicht vereiste, terwijl mededeling er op is gericht om belanghebbenden op de hoogte testellen, dit is geen vereiste voor het inwerkingtreden van een besluit.

  • Motiveringsplicht bij bekendmaking van een besluit, art. 3:47 tot en met 3:50.Normaliter moet de motivering bij bekendmaking 3:47 lid 1, als dat niet mogelijk is met het oog op devereiste spoed moet het maximaal binnen een week later 3:47 lid 3.Als er geen behoefte is aan motivering dan hoeft dat niet 3:48 lid 1, blijkt deze inschatting niet juistmoet dat alsnog zo spoedig mogelijk 3:48 lid 2.Hoever deze motiveringsplicht strekt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.Als er toepassing is gegeven aan een discretionaire bevoegdheid moet het BO ook inzicht geven in debeleids- of beoordelingscriteria die zijn toegepast, hierbij kunnen de beleidsregels helpen. Als erbeleidsregels zijn opgesteld kan ter motivering van een besluit worden volstaan met een verwijzingnaar de beleidsregels 4:82.Bij afwijking van een advies moet ook altijd een reden voor die afwijking vermeld worden 3:50.

  • Informatieplicht bij samenhangende besluitenHet gaat hier om dwingend recht 3:20, het BO bevordert dat een aanvrager in kennis wordt gesteldvan andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het BO redelijkerwijs kan aannemen dat dezenodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit. Ingevolge art 3:22 e. moet er bijsamenhangende besluiten een van de betrokken bestuursorganen als coördinerend orgaan wordenaangewezen. Alle aanvrager moeten binnen zes weken hierheen verstuurd worden waarop in eenkeer op alles wordt beslist 3:23, 24 en 25. Als op een van de besluiten een UOV van toepassing isgeldt dit voor alle samenhangende besluiten.

  • Elektronische communicatie met een BO afdeling 2.Art. 2:13 geeft het toepassingsbereik, ‘indien een bericht elektronisch is verzonden tussen BO enburger (incl. fax). Begrip schriftelijk is erg ruim, hier valt alles onder wat weergegeven kan wordendoor middel van schriftelijke tekens ongeacht wat de drager hiervan is.De burger moet kenbaar maken dat hij elektronisch bereikbaar is 2:14 lid 1, zonder deze verklaringmag het BO er niet van uitgaan dat de burger elektronisch bereikbaar is. Vraagt burger om toezendingper e-mail mag het BO er wel van uitgaan dat de burger daarna ook elektronisch bereikbaar is.Net als bij burgers is bij een BO ook expliciete kenbaarheid vereist 2:15. Het BO mag echterdifferentiëren, het mag voor het een wel elektronisch bereikbaar zijn maar voor een ander geval niet.Het BO moet ingevolge art 2:14 lid 3 en 2:15 lid 3 elektronische berichten op een voldoendebetrouwbaar en vertrouwelijke manier verzenden, hoe strengt dit is hangt af van de aard en inhoudvan een bericht en het doel daarvan.2:17 regelt wanneer een elektronisch bericht ontvangen of verzonden is. Als tijdstip voor verzendengeldt dat het bericht is verzonden op het tijdstip waarop het bericht een systeem voorgegevensverwerking heeft bereikt waarover het BO geen controle heeft. Gebruiken BO engeadresseerde hetzelfde systeem geldt het tijdstip waarop het bericht toegankelijk is voor degeadresseerde. Voor berichten die door een burger naar het BO worden verzonden geldt het momentdat het bericht het systeem van gegevensverwerking van het BO heeft bereikt.

  • Subsidies H10.Subsidieverstrekking is apart geregeld in de AwB in afdeling 4. dit is in beginsel positiefoverheidsoptreden, om echter toch aan het legaliteitsbeginsel te voldoen is het opgenomen in dewet, onder andere door 4:23, die bepaalt dat structurele subsidies alleen worden verstrekt op grondvan de wet.Subsidie wordt verstrekt bij beschikking, zodat ook titel 4 van de AwB van toepassing is, ook deoverige bepalingen voor besluiten zijn op subsidieverstrekkingen van toepassing. Denk hierbij aan denormen van titel 3, zorgvuldigheid, belangenafweging, specialiteitsbeginsel en evenredigheid.In elk subsidieproces kunnen op grond van de AwB verschillende fasen worden onderscheiden:

  1. De aanvraag, 4.
  2. Verlening 4.
  3. Vaststelling 4.
  4. Betaling 4.
  5. Intrekking of wijziging 4.Inleidende bepalingen: 4:21 AwB.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaanverstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling, voor aaneen bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Ook als er een andere benaming aan wordtgegeven, zoals verstrekking of tegemoetkoming, maar het aan deze eisen voldoet is het in feite eensubsidie. Als er daarentegen wordt gesproken van een subsidie, maar het niet voldoet aan deze eisen,dan valt het niet onder de subsidietitel.
  • Financiële middelen, als het gaat om een vorm van natura is dus geen sprake van eensubsidieverlening.
  • Bij de vraag of het om een bestuursorgaan gaat, moet men kijken naar zowel a- als b-bestuursorganen. Dat kan dus ook een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn die met openbaar

buitenwettelijke subsidies kan dit uiteraard niet, maar kan het wel worden opgelegd bij de verleningzelf. Het kan zelfs gaan om verplichtingen die niet expliciet strekken tot verwezenlijking van het doelvan de subsidie 4:39 lid 1. Om misbruik te voorkomen kunnen deze alleen aan de subsidie wordenverbonden voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald en uitsluitend betrekking mogen hebbenop de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. - Weigeringsgronden 4:In 4:35 zijn enkele algemene weigeringsgronden vastgelegd voor alle subsidies.Het subsidieplafond is een van de belangrijkste weigeringsgronden, art. 4:22 definieert dit plafondals: het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking vansubsidies. Dit plafond kan alleen worden vastgesteld bij of krachtens wettelijke regeling 4:25. Als hetplafond lager wordt gemaakt na bekendmaking mag hierop niet meer worden geweigerd 4:27 en4:28. Bij schaarste, gezien het plafond, moet het gelijkheidsbeginsel in acht worden genomen. Er mageen subsidie voor onbepaalde tijd worden verstrekt bij schaarste en er moet een passende mate vanopenbaarheid worden verzekerd m.b. de beschikbaarheid, verdelingsprocedure, aanvraagtijdvak ende criteria die worden toegepast. - SubsidievaststellingNormaliter wordt eerst een subsidie verleend, daarna wordt overgegaan tot de vaststelling. Dezevaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van dat bedrag 4:42.Vaststelling vindt doorgaans plaats naar aanleiding van een aanvrager die is ingediend na devoltooiing van de activiteiten of de afloop van het subsidietijdvak 4:44. Zo moet bijvoorbeeldverantwoording worden afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten maarook dat de verplichtingen hebben plaatsgevonden 4:45. Als hieraan is voldaan zal de subsidie wordenvastgesteld conform de verlening 4:46 lid 1. - Verlaging van de subsidie 4:Op grond van 4:46 lid 2 kan het BO het bedrag lager vaststellen dan het in de verlening was. Dat kanbijvoorbeeld als de activiteiten niet zijn uitgevoerd, verplichtingen niet zijn nagekomen of onjuiste ofonvolledige gegevens zijn verstrekt etc.Hoe zwaar moet het gebrek zijn om de ontvanger worden aangerekend?Deze grens wordt gevormd door 3:4 lid 2, de codificatie van het evenredigheidsbeginsel. Denk hierbijaan het belang van de opgelegde verplichtingen, mate van schending en inhoud van de regeling. - Intrekken en wijzigen afd. 4.Hoe eerder deze bevoegdheden worden toegepast hoe groter de bevoegdheden van het BO zijn eningrijpender de gevolgen voor de ontvanger. Als de ontvanger een fout maakt mag het BO ook snellerdeze maatregelen toepassen dan als zij zelf een fout maken.4:48 betreft intrekking veroorzaakt door omstandigheden aan de kant van de ontvanger4:50 betreft intrekking veroorzaakt door omstandigheden van het BO.Er is in 4:48 sprake van een discretionaire bevoegdheid met beleidsvrijheid, hetgeen een plicht totbelangenafweging impliceert. Intrekking werkt in beginsel ook met terugwerkende kracht 4:48 lid 2.Als de betaling al heeft plaatsgevonden kan het BO daardoor op grond van 4:57 ook terugbetaling vanhet verleende geld vorderen. Als dit onevenredig wordt geacht kan het een andere wijze vanterugbetaling vorderen, bijvoorbeeld een gedeelte ervan.Normaliter zal gebruik worden gemaakt van 4:46, omdat pas bij de vaststelling vast komt te staan dater gebreken kleven aan de zijde van de ontvanger. Wordt er echter tussentijds geconstateerd dat eronregelmatigheden zijn, kan 4:48 worden gebruikt.Intrekking door redenen in de risicosfeer van het BO kan worden gedaan op grond van 4:50. Eendergelijke intrekking is in beginsel een inbreuk op het gerechtvaardigd vertrouwen van de ontvanger,er worden daarom zware eisen aan gesteld. Deze regeling kan slechts worden geeffectueerd indien:

  • De subsidieverlening onjuist is
  • Veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate verzetten tegen voortzetting van verlening of
  • In andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.In alle gevallen moet in ieder geval een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen,afhankelijk van de lengte en aard van de subsidie en activiteiten 4:50 lid 1. Daarnaast moet gemaakteschade worden vergoed 4:50 lid 2.Intrekking of wijziging nadat de subsidie is verleend is voorzien in art. 4:49. Mogelijkheden om in dezefase nog een subsidie in te trekken zijn geringer dan in de verleningsfase, aangezien de activiteiten inhet algemeen zijn afgerond en betalingen zijn gedaan. Hierom moet de reden tot intrekking ookvoornamelijk in de sfeer van de ontvanger liggen.Beëindiging of veranderen van meerjarige subsidieverstrekkingen (>3 jaar) is alleen mogelijk op gronddat veranderende omstandigheden of gewijzigde beleidsinzichten zich verzetten tegen (ongewijzigde)voortzetting van de subsidie art 4:51. Ook hier moet een redelijke termijn in acht worden genomenom de ontvanger in staat te stellen maatregelen te treffen. Hierom moet ook een aankondiging vanbeëindiging plaatsvinden, dat is een besluit in de zin van 1:3 AwB.Terugvordering 4:57 e.
  • Week 4B; overheid en privaatrecht, HHet in het BW geregelde vermogensrecht geldt ook voor de overheid. Deze kunnen gebruik makenvan privaatrechtelijke bevoegdheden, aanspraken en rechten. Alle lichamen waaraan verordenendebevoegdheid is gegeven krachtens de Gw hebben o.g 2:1 BW rechtspersoonlijkheid. Ingevolge 2:BW staat de overheid gelijk aan de burger.
  • Beperkingen op het gebruik van privaatrecht door de overheidDat kan allereerst expliciet in de wet verboden worden, zoals in Art. 122 woningwet.Ten tweede kan er sprake zijn van een impliciet wettelijk verbod. Dit is volgens de HR het geval bijbelastingheffing. Zo kan niet privaatrechtelijk gemiste rente worden gevorderd o.g eenonrechtmatige daad, gezien het publiekrecht hier geen regels voor heeft. Het belastingrechtelijkelegaliteitsbeginsel verzet zich dus tegen privaatrechtelijke belastingheffing 104 Gw. Andere vormenvan belastingheffing dan op basis van de wet, zijn dus niet mogelijk.
  • Onaanvaardbare doorkruisingWanneer de wet geen antwoord geeft op de vraag of de overheid bepaalde belangen via het gebruikvan het privaatrecht mag behartigen dient volgens het arrest ‘windmill’ te worden bekeken of depubliekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. Als dat het geval is, mag deoverheid het privaatrecht niet gebruiken.Als er een situatie speelt waarin zowel de privaat- als publiekrechtelijke weg kan worden bewandeldvolgt er een toets in twee stappen:
  • Voorziet een publiekrechtelijke wet in een antwoord? Zo nee,
  • Doorkruist het gebruik van een privaatrechtelijke wet de publieke wet op onaanvaardbarewijze? Zo ja, dan mag dit niet gebruikt worden.Met betrekking tot de tweede stap moet worden gelet op een aantal punten:
  • De inhoud en strekking van de regeling
  • Wijze waarop en de mate waarin de belangen van burgers zijn beschermd
  • Kan de overheid door gebruikmaking van een publiekrechtelijke regeling een soortgelijkresultaat behalen?

meegewogen bij het verlenen van de vergunning, die zo zwaarwegend zijn dat ze zich verzetten tegenhet gebruik. Als dat niet het geval is levert dat ingevolge 3:13 BW misbruik van bevoegdheid op. - Handelen zonder vergunningVoldoet degene die handelt zonder vergunning aan de normen die worden neergelegd in eenaangevraagde, een in procedure zijnde of een inmiddels verleende vergunning, dan handelt hij inbeginsel niet onrechtmatig. Indien iemand handelt conform de vergunning kan die alsnog wordenaangesproken door een derde o.g 6:162, de stelling kan zijn dat de vergunninghouder onrechtmatighandelt jegens derden door van zijn vergunning gebruik te maken omdat dat overlast veroorzaakt.Een vergunninghouder kan zich dus niet in alle gevallen ‘verschuilen’ achter de verleende vergunningdoor een BO. Of sprake is van een overtreding van de vergunning hangt af van de aard van devergunning en het belang dat wordt nagestreefd met de regeling waarop de vergunning berust, inverband met de omstandigheden van het geval. - Nadeelcompensatie wegens rechtmatige overheidsdaad HIn dergelijke situaties neemt de overheid in beginsel een juist besluit, de motivering enbelangenafweging die aan een besluit ten grondslag liggen zijn in orde, maar desondanks ontstaat ervoor een partij veel schade, moet de overheid dit vergoeden?Het idee is dat de overheid het algemeen belang behartigt, daar moeten individuele belangen somsvoor wijken, deze gedachte is neergelegd in 3:4 lid 2 AwB. Hierin is bepaald dat de voor een of meerbelanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding totde met dat besluit te dienen doelen. In bepaalde gevallen moet ondanks het rechtmatig handeleneen compensatie komen voor de burgers die daar nadeel van ondervinden.Het beginsel van de gelijkheid voor publieke lasten: “égalitébeginsel”. Dit beginsel staat niet voorcomplete gelijkheid, het gaat erom dat er geen sprake is van: schade die buiten het normaalmaatschappelijk risico valt en die op een beperkte groep burgers of instellingen drukt.Het verschil tussen het evenredigheidsbeginsel en egalitebeginsel moet duidelijk zijn. Eenbelangenafweging kan in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zijn, maar desondankskan men onevenredig schade leiden.Ook op grond van het rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel kan men aanspraak maken opnadeelcompensatie. Het onteigenen van iemand zijn onroerende zaak behoeft altijd compensatie opgrond van de rechtszekerheid.4:50 lid 2 AwB stelt dat een BO bij intrekking van een subsidie onder specifieke omstandigheden deplicht rust om schade te vergoeden omdat hij rechtmatig heeft vertrouwd. Als een BO vanwege hetgewicht van andere belangen gerechtvaardigd vertrouwen niet hoeft te honoreren, heeft dat alsconsequentie dat het besluit waarin dat vertrouwen niet wordt gehonoreerd, in beginsel rechtmatigis. Als degene bij wie het vertrouwen is gewekt wel reeds allerlei activiteiten heeft ondernomen enkosten heeft gemaakt in verwachting van een gunstig besluit, kan de rechter oordelen dat het BOtegemoet moet komen in de kosten. - Aanspraak maken op nadeelcompensatieIs er een wettelijke bevoegdheid of beleidsregel waarin criteria voor vergoeding zijn opgenomenmoet dat worden gebruikt. Als dat er niet is moet het BO oordelen.Onteigeningswet is een voorbeeld van rechtszekerheid, waar volledig vergoed moet worden. Regelingover vergoeding van planschade, opgenomen in de Wro, is een AVV op grond waarvan aanspraakbestaat tot (gedeeltelijke) nadeelcompensatie.

  • Wanneer is onteigening mogelijk?

    1. Het te onteigenen perceel moet volgens een zorgvuldige wettelijk geregelde procedurezijn aangewezen.
    2. Volledige schadeloosstelling moet plaatsvinden Art. 14 Gw
  • Planschadevergoeding6 Wro stelt dat alleen schade boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgt voor vergoeding inaanmerking komt.Nadeelcompensatie kan ook worden neergelegd in een AVV of beleidsregels van het BO. Dat gebeurtin veel gevallen waar de schade te voorzien is, zoals het aanleggen van wegen en dergelijke.Als er geen wettelijke regeling is, kan men een verzoek indienen bij het BO. Als iemand niet tevredenis met de reactie op de aanvraag kan hij naar de rechter. In elk geval is dit de bestuursrechter als menwil procederen over nadeelcompensatie o.g. een wettelijke regeling of beleidsregel.Paul-krugerbrug: als BO een discretionaire bevoegdheid uitoefent moet eventuele schade hierdoorveroorzaakt in de belangenafweging betrokken worden. Als er geen wanverhouding is met betrekkingtot de schade, moet het BO zich de vraag stellen of ze financieel tegemoet dienen te komen.Onzelfstandig nadeelcompensatiebesluit: er wordt een besluit genomen, daarbij gekeken of ernadeelcompensatie moet komen.Zelfstandig nadeelcompensatiebesluit: beslissing is de reactie van een BO op verzoek van benadeeldetot compensatie.In arrest ‘van vlodrop’ wordt besloten dat een reactie van een BO, op verzoek om vergoeding vanschade die is veroorzaakt door rechtmatige uitoefening van een door een bestuursorgaan genomenaan het publiekrecht ontleende bevoegdheid een besluit in de zin van 1:3 AwB is.Wie bij de burgerlijke rechter procedeert moet dat aan de hand van 6:162 BW doen. Eenonrechtmatige daad kan rechtmatig gemaakt worden door schadevergoeding. Leffers/Staat: schademag niet het maatschappelijk risico te boven gaan, hij wordt in onevenredige mate in zijn belangengetroffen, het plotselinge verbod op varkensvoeding behoort niet tot de normale bedrijfsrisico’s.Lavrijsen: onevenredige nadelige (buiten het maatschappelijk risico of normale bedrijfsrisico vallende,en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende gevolgen van een overheidshandeling- ofbesluit) dienen niet ten laste te komen van die beperkte groep, maar dienen gelijkelijk over degemeenschap verdeelt te worden.Rechtmatig handelen kan nooit tot een schadevergoeding bij de burgerlijke rechter leidden!

  • Nadeelcompensatie op grond van het egalitebeginselCodificatie van het egalitebeginsel is neergelegd in 4:126 AwB. Er moet sprake zijn van:

  • Een abnormale last, boven het maatschappelijk risico, dat onevenredig drukt op een beperktegroep burgers of instellingen.

  • CausaliteitEen randvoorwaarde voor het aannemen van nadeelcompensatie is dat het schadeveroorzakendehandeling moet zijn verricht ten bate van het algemeen belang en dat de overheid bij het verrichtenvan deze handeling keuzevrijheid had. Hiermee is het egalitebeginsel beperkt tot rechtmatigoverheidshandelen. Met het rechtmatig verrichten van deze handeling moet het openbaar belangworden behartigd. Als de rechtmatige uitoefening van een gebonden bevoegdheid tot onevenredigeschade leidt, is het BO nimmer verplicht nadeelcompensatie toe te kennen.

  • Abnormale last en speciale last 11.Is de overheid aansprakelijk vanwege een onrechtmatige daad, dan moet de daardoor veroorzaakteschade volledig worden vergoed.

  • Eigen schuldAls schade het gevolg is van een omstandigheid die de aanvrager kan worden toegerekend blijft hetvoor diens rekening, 6:101 BW jo 4:126 AwB.Bestuur hoeft geen nadeelcompensatie toe te kennen als de schade voor de aanvrager voorzienbaarwas of behoorde te zijn, en hij bewust het risico heeft genomen dat hij schade zou lijden.Actieve risicoaanvaarding: als de verzoeker zelf handelingen verricht, bijv. een investering of aankoop,terwijl hij op dat moment kon voorzien dat een handeling van de overheid de investeringen minderrendabel zou maken of perceel in waarde zou dalen.Passieve risicoaanvaarding: als benadeelde geen passende maatregelen heeft genomen op hetmoment dat daartoe redelijkerwijs nog de mogelijkheid bestond, terwijl hij had kunnen voorzien of errekening mee moest houden dat overheidshandelen de mogelijkheid om die maatregelen te nemenzou doen verdwijnen. Ga je niet over tot tijdig handelen, heb je de schade aanvaard.Bij de beoordeling staat dus centraal of er voor een redelijk denkend en handelend burger aanleidingwas om rekening te houden met het risico van ontstaan van schade.Als het nadeel ook voordeel heeft gehad moet dat verrekend worden 4:126 lid 3 AwB.

  • SubsidiariteitsvereisteGeen nadeelcompensatie komt men toe als schadevergoeding anderszins voldoende is verzekerd.Nadeelcompensatie is slechts aan de orde als er geen zogenoemde voorliggende regeling is. Alsschadevergoeding anders is verzekerd, komt dus geen nadeelcompensatie aan de benadeelde toe.De termijn voor de mogelijkheid tot het verzoeken om schadevergoeding verjaart na vijf jaar. Dezetermijn begint te lopen nadat de benadeelde bekend is geworden met de schade en de aansprakelijkepersoon. Als het niet wettelijk is geregeld moet men aansluiting zoeken bij 3:310 BW.

  • Week 6 H12 schadevergoeding wegens ODZeven centrale eisen waaraan steeds moet zijn voldaan alvorens een vordering op grond van ODtegen de overheid kan slagen.

  1. Onrechtmatigheid: is de handeling onrechtmatig vanwege de schending van een(on)geschreven rechtsnorm?

  2. Toerekenbaarheid: kan de handeling worden toegerekend aan de overheid?

  3. Relativiteit: strekt de geschonden rechtsnorm tot bescherming van het belang van debenadeelde?

  4. Causaliteit: heeft de onrechtmatige handeling de schade veroorzaakt?

  5. Schade: is er daadwerkelijk schade geleden die kan worden vergoed?

  6. Eigen schuld en schadebeperkingsplicht: moet de schade voor rekening van de benadeeldeblijven wegens eigen handelen of nalaten?

  7. Verjaring: is de verjaringstermijn voor de vordering verlopen?Een overheidsdaad kan onrechtmatig zijn als het besluit naderhand door de bestuursrechteronrechtmatig wordt bevonden, maar kan zich ook vormen door onrechtmatig feitelijk handelen vande overheid in de uitvoering van een publiekrechtelijke taak. Burger kan zowel via deverzoekschriftprocedure bij de bestuursrechter procederen, als bij de burgerlijke rechter door eenvordering in te stellen.

  8. OnrechtmatigheidAls OD wordt aangemerkt: een inbreuk op een subjectief recht, een doen of nalaten in strijd met eenwettelijke plicht, of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in hetmaatschappelijk verkeer betaamt. Dat kan bijvoorbeeld bij het ontbreken van een grondslag om op tetreden of bij een onrechtmatige wijze van uitoefening van de wettelijke bevoegdheid. Daarnaast is elkhandelen waarmee een geschreven rechtsnorm wordt overtreden onrechtmatig. Voor ongeschrevenrecht zijn de ABBB van belang, maar ook de waarschijnlijkheid dat de schade zal ontstaan en de matewaarin een bepaalde gedraging gevaarlijk is wegen mee in de vraag of er een onrechtmatigehandeling is verricht. In het geval dat het de overheid beleidsruimte heeft kan zij tot op zekere hoogtezelf bepalen wat zij doet, de handelingen van de overheid worden hier marginaal getoetst om de triaspolitica te bewaren. Als het echter gaat om een gebonden bevoegdheid levert het in strijd daarmeehandelen altijd een onrechtmatige daad op.Voor feitelijk handelen geldt dat gedragingen in strijd met hetgeen de overheid volgens ongeschrevenrecht en het maatschappelijk verkeer betaamt, een onrechtmatige gedraging opleveren.Het vaststellen van bestuurswetgeving in strijd met geschreven (hoger) recht is onrechtmatig,landbouwvliegers arrest. De burgerlijke rechter kan bestuurswetgeving toetsen aan anderebeginselen van behoorlijk bestuur en het verbod van willekeur.De belangrijkste vorm hier zijn de appellabele besluiten in de zin van 1:3 AwB, waartegenbestuursrechtelijke rechtsmiddelen zoals bezwaar en beroep voor open staan. De bestuursrechterkan deze onrechtmatig verklaren. De eerste hoofdregel is dat een appellabel besluit wordt geachtrechtmatig te zijn, totdat het door de bestuursrechter wordt vernietigd: het vermoeden vanrechtmatigheid. Wordt geen rechtsmiddel aangewend, dan wordt het besluit rechtens onaantastbaaren verkrijgt het formele rechtskracht. Tweede hoofdregel is dat de burgerlijke rechter gebonden isaan het oordeel van de bestuursrechter over de (on)rechtmatigheid van een appellabel besluit. Ditkan wel als het BO onrechtmatigheid van het besluit heeft erkend.

  9. ToerekenbaarheidArt 6:162 lid 3 BW heeft gronden voor toerekenbaarheid van een onrechtmatige gedraging. Inbeginsel is de onrechtmatige gedraging toe te rekenen aan het bestuursorgaan dat het vernietigdebesluit heeft genomen.

  10. RelativiteitUitwerking hiervan staat in 6:163 BW: geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer degeschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeftgeleden. Beoogt de geschonden norm niet de benadeelde te beschermen tegen de soort schade ende wijze waarop die is ontstaan, kan degene die de OD verrichtte dus ook niet aansprakelijk wordengehouden o.g. die bepaling. Dit is vooral belangrijk bij het doen of nalaten in strijd met eenwettelijke plicht, dan moet goed worden gekeken naar wie de wettelijke norm beoogt te beschermenen tegen welk soort schade deze norm bescherming biedt. Duwbak Linda en tijdelijke illegalebenzinepomp arresten.

  11. CausaliteitDe schade moet kunnen worden toegerekend aan de onrechtmatige handeling voor de schade die bijde benadeelde is ontstaan. Conditio sine qua non, zou de schade ook zijn ontstaan als men deonrechtmatige handeling wegdenkt? Als het antwoord hier nee op is, is er een causaal verband.Daarnaast moet worden gekeken welke schadeposten en welke schadeomvang aan de handeling kanworden toegerekend, grotendeels gecodificeerd in 6:98 BW.Belangrijk is dat er geen causaal verband ontstaat indien: het bestuursorgaan ten tijde van het nemenvan het onrechtmatige besluit ook een rechtmatig besluit had kunnen nemen en dat dezelfde schadetot gevolg zou hebben gehad, en het aannemelijk is dat het orgaan dit ook zou doen, Biolocious enbenzinepomp arrest. beperking voor causaliteit is dat de schadevergoeding slechts betrekking kan

Aantekeningen bestuursrecht besluitvorming boek - Bij het nemen van besluiten door het BO waar - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Jerrold Considine

Last Updated:

Views: 6486

Rating: 4.8 / 5 (78 voted)

Reviews: 93% of readers found this page helpful

Author information

Name: Jerrold Considine

Birthday: 1993-11-03

Address: Suite 447 3463 Marybelle Circles, New Marlin, AL 20765

Phone: +5816749283868

Job: Sales Executive

Hobby: Air sports, Sand art, Electronics, LARPing, Baseball, Book restoration, Puzzles

Introduction: My name is Jerrold Considine, I am a combative, cheerful, encouraging, happy, enthusiastic, funny, kind person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.